Direct naar artikelinhoud
samenleving

Agenten vinden het terecht dat ze etnisch profileren

Al enkele jaren woedt er een maatschappelijk debat over etnisch profileren. De personen op deze foto komen niet in het verhaal voor.

Politieagenten vinden etnisch profileren een onmisbaar onderdeel van hun werk. Niet omdat ze racistisch zijn, maar omdat ze boeven willen vangen en daar stereotypen voor gebruiken. Afkomst speelt daarin een belangrijke rol, al delen agenten mensen op straat niet alleen langs etnische lijnen in. Ook in de autochtone meerderheid onderscheiden ze 'nette burgers' van 'foute gasten'.

Dat blijkt uit de studie 'Boeven vangen' van het Programma Politie en Wetenschap, die vandaag verschijnt. De studie werd uitgevoerd door Wouter Landman van adviesbureau Twynstra Gudde en Lianne Kleijer-Kool van de Hogeschool Utrecht.

Allochtonen worden onevenredig vaak gecontroleerd. De onderzoekers vergezelden politieteams in wijken waar gemiddeld veertig procent van de bevolking tot een etnische minderheid behoorde. Bij de staandehoudingen was dat zestig procent.

Die oververtegenwoordiging hoeft niet onterecht te zijn. Agenten kunnen goede redenen hebben om allochtonen er uit te pikken, bijvoorbeeld omdat er sprake is van gedrag dat past bij het plegen van een bepaald delict. Zulke redenen blijken er lang niet altijd te zijn. In bijna veertig procent van de gevallen waarin allochtonen werden gecontroleerd op basis van een vermoeden van een strafbaar feit, was de controle niet 'objectief en redelijk' te rechtvaardigen.

Gevoelig
Het zijn bevindingen die gevoelig liggen: de politietop en minister Van der Steur ontkennen dat er bij het handelen van agenten op straat structureel sprake is van etnisch profileren - het disproportioneel selecteren en staande houden van mensen van allochtone komaf zonder goede rechtvaardiging. Al enkele jaren woedt hierover een maatschappelijk debat. De nieuwe studie toont aan dat het bij etnisch profileren niet om een paar incidenten gaat, maar dat het verweven is met de manier waarop agenten hun vak zien en beoefenen.

In bijna veertig procent van de gevallen was de controle niet 'objectief en redelijk' te rechtvaardigen

Het onderzoek gaat over 'proactief' politiewerk in den brede. Dat houdt in: alle gevallen waarbij agenten los van meldingen ingrijpen in het leven van burgers. De twee politiewetenschappers liepen van juni 2015 tot en met januari 2016 mee met vier basisteams in twee regionale politie-eenheden. Ze probeerden een landelijk beeld te krijgen en keken mee in de Randstad, een middelgrote provinciestad en op het platteland.

Agenten mogen op basis van eigen inschattingen op straat ingrijpen. Dit is hun 'discretionaire ruimte'. Verkeersovertredingen vormen het gros van de gevallen waar agenten op eigen initiatief achteraan gaan. Agenten proberen ook los van wetsovertredingen of duidelijk verdachte gedragingen in te schatten of mensen een risico vormen. Een grijs gebied waarin stereotypen hulp bieden. Agenten worden in hun proactieve houding geprikkeld, schrijven de auteurs, door een maatschappelijk klimaat waarin controle en risicopreventie steeds belangrijker zijn.

Terecht
Zelf vinden agenten het terecht dat ze profileren: burgers die aan hun stereotypen voldoen zijn oververtegenwoordigd in de criminaliteitscijfers, zeggen ze. Door alle kritiek op etnisch profileren hebben ze het gevoel dat ze zich steeds minder mogen uitspreken. Een zin die de onderzoekers vaak hoorden was: "Je mag het eigenlijk niet zeggen, maar..."

Agenten verschillen onderling in hoe snel ze iemand verdenken of controleren. Ook per team zijn er verschillende culturen, en dat maakt uit, constateren de onderzoekers. Wel domineert grosso modo het type agent dat ze omschrijven als 'ongerichte boevenvanger'. Zo'n agent vaart op zijn intuïtie en legt de lat laag om tot een staandehouding over te gaan. Hij gooit het net zo breed mogelijk uit.

Zelf vinden agenten het terecht dat ze profileren: burgers die aan hun stereotypen voldoen zijn oververtegenwoordigd in de criminaliteitscijfers zeggen ze

Vangt hij daar veel boeven mee? De onderzoekers vinden van niet. Het is hun belangrijkste kritiekpunt. Zelfs als je effectiviteit breed definieert, levert maar 33 procent van de proactieve controles 'iets' op, bijvoorbeeld nuttige informatie. Slechts 9 procent leidt tot een aanhouding.

Overschatting
Agenten hebben zelf een 'aanzienlijk positiever' beeld van wat hun proactieve werk oplevert. Volgens de onderzoekers overschatten ze hun eigen inschattingsvermogen en professionele intuïtie. Tegelijkertijd onderschatten ze de maatschappelijke kosten van hun controles. Ze zijn zich 'niet of nauwelijks' bewust van de impact ervan op burgers en zien hun ingrijpen als een vorm van tijdelijk ongemak of vervelende onderbreking, "die eigenlijk vooral potentiële boeven 'raakt' (want men is ervan overtuigd vaak 'goed te zitten')".

Niet iedere agent neemt de moeite om mensen uit te leggen waarom ze worden gecontroleerd. Bij profileren is dat ook lastig, schrijven de onderzoekers. 'Eerlijk zijn richting burgers' leidt in die gevallen tot een 'problematische en voor burgers vermoedelijk onacceptabele situatie'.

Het contact tussen agenten en burgers verloopt in de regel rustig en vriendelijk. Bij jongemannen uit migrantengroepen in de Randstad is dat anders. Agenten krijgen hier vaak het verwijt te discrimineren. Gebeurtenissen in het nieuws dragen bij aan de gespannen verhoudingen. 'Het idee dat er sprake is van onrechtvaardigheid' roept bij de jongeren 'vijandigheid' op, wat leidt tot een meer autoritaire houding van de politie. Wat het beeld van discriminatie weer bevestigt: een 'vicieuze cirkel met een escalerend effect'.

Niet iedere agent neemt de moeite om mensen uit te leggen waarom ze worden gecontroleerd